Sonja van Ojen (1996) en Hendrik Kegels (1996) maken conceptueel beeldend theater voor alle leeftijden. Hun werk is fantasierijk, soms absurdistisch en wordt gekenmerkt door een speelse, soms haast naïeve beeldtaal. Met fantasie als werktuig nodigen ze het publiek uit om dichter bij het andere te komen. Zo balanceren ze graag op de rand tussen volwassenen- en jeugdtheater waar ze tegelijkertijd kinderen kunnen uitdagen en volwassenen weer kunnen laten spelen.
Ze studeerden beiden af aan de performance-opleiding van de Toneelacademie Maastricht. Daarna maakten ze samen de voorstellingen Phantom Island, Microlepidoptera en Om de hoek woont een struik. Het duo is verbonden aan het Makershuis Tilburg en volgt dit najaar een vierjarig talenttraject bij STIP theaterproducties.
De makers vallen snel op bij critici. Voor de voorstelling Om de hoek woont een struik wonnen zij in 2020 de BNG Bank Theaterprijs. Voor Micro... de dingen komen in opstand wonnen zij de Jeugdtheaterpitch 2019 op het NTF. Deze voorstelling gaat in productie bij STIP theaterproducties en is van 15 januari t/m 3 mei 2022 te zien in de theaters in Nederland.
Wat is de levensvraag van het stopcontact? En hoe voelt de brandblusser zich? In de absurdistische objecttheaterslapstick Micro… de dingen komen in opstand pakken de spullen in de theaterzaal hún moment. Spullen die er altijd zijn, die altijd zien wat er in een voorstelling gebeurt, maar die zelf niet gezien worden. In deze grappige voorstelling spelen deze spullen, en niet acteurs, de sterren van de hemel.
Sonja van Ojen en Hendrik Kegels leerden elkaar kennen op de performance-opleiding van de Toneelacademie in Maastricht en vormen sinds kort het collectief Plankton. Zij vonden elkaar in de wens om theater te maken over de magie van saaie alledaagsheid. Met veel humor kantelen zij het perspectief van hun jonge en volwassen toeschouwers.
Kegels: ‘Wij maken theater over dingen die we als mensen zo vanzelfsprekend vinden dat we er niet meer over nadenken. Mensen vinden het bijvoorbeeld vaak normaal dat zij het belangrijkst zijn. Dat zij belangrijker zijn dan een ladder of een poetskar. In onze voorstellingen maken we mensen een kopje kleiner, waardoor de spullen als het ware een kopje groter worden.’
Van Ojen: ‘Een plant die bij mij in de kamer staat maakt misschien minder herrie dan ik, maar dat betekent niet dat die plant ook minder belangrijk is. We plaatsen onszelf vaak boven spullen, maar we vergeten dat spullen ook een effect hebben op ons. Denk maar aan een zoutvaatje dat net niet goed werkt, dat kan je behoorlijk irriteren.’
Komen in Micro… de dingen komen in opstand de dingen ook werkelijk in opstand?
Van Ojen: ‘Het gaat over de spullen in de theaterzaal die altijd moeten toekijken en op een gegeven moment denken: nu pakken wij ons moment en gaan wij een voorstelling maken. Daardoor krijgen de toeschouwers een inkijkje in de belevingswereld van spullen. Het stopcontact is bijvoorbeeld nog nooit buiten geweest en weet niet wat hij zich daarbij moet voorstellen. En het plastic zakje komt juist van buiten en heeft allerlei filosofische gedachten.’
Kegels: ‘Die spullen creëren inderdaad een kleine revolutie. Ze komen tegenover de technici van het theater en de poetsvrouw te staan en ze proberen de toeschouwers in hun kamp te krijgen. Zodat eindelijk de ongeziene spullen eens in de spotlight staan.’
Wat willen jullie met de voorstelling teweegbrengen bij de toeschouwers?
Van Ojen: ‘Het stuk gaat eigenlijk over hoe je omgaat met je omgeving. Door je te verplaatsen in de wereld van de spullen, ga je ook bewuster naar de spullen om je heen kijken. Spullen die wij mensen hebben gecreëerd, maar waar we soms heel slordig mee omgaan.’
Kegels: ‘De voorstelling is ook een pleidooi voor duurzaamheid. Om spullen meer waarde en respect te geven. En het gaat over samenwerken en de balans tussen ruimte geven en ruimte nemen. Zoals wij mensen vergeten dat wij afhankelijk zijn van spullen, zo vergeten de spullen in de voorstelling dat ze afhankelijk zijn van elkaar. Ze willen allemaal de hoofdrol in hun voorstelling spelen en zoveel mogelijk ruimte innemen. Maar alle ruimte die je voor jezelf neemt, gaat af van de ruimte van een ander. Daarin moet je met elkaar een balans zien te vinden.’
Wat voor soort voorstelling wordt het?
Van Ojen: ‘Het wordt een supergrappige chaos, met veel personages die voortdurend kibbelen en door elkaar praten.’
Kegels: ‘En het is een heel beeldende voorstelling met allerlei visuele trucjes. Alle spullen kunnen zelf bewegen en geluid maken. Het stopcontact knettert, de poetskar rijdt zelf. En je krijgt een kijkje achter de schermen van het theater, op de spullen die er in elk theater zijn, maar die je als toeschouwer nooit ziet. Je krijgt dus een aspect van theater te zien dat je bij een ‘gewone’ voorstelling meestal niet te zien krijgt.’